Beversporen langs de slingerende Lollebeek in Castenray.
Beversporen langs de slingerende Lollebeek in Castenray. Foto: Jan Strijbos

Bever laat beek buiten oevers stromen

Algemeen Castenray Milieu en Duurzaamheid

In 2014 is de Lollebeek aan de oostkant van de A73 heringericht en sindsdien slingert dat gedeelte van de circa 10 km lange beek prachtig door het landschap in het zuidoostelijke buitengebied van Castenray. Na de reconstructie heeft de natuur zich aan weerskanten van de beek hersteld en heeft ook de bever de beek ontdekt.

De bever is het grootste knaagdier dat we in Europa kennen. Hij heeft een paar sterke oranje tanden die altijd doorgroeien. In het glazuur op de tanden zit een ijzerhoudende stof die zijn tanden sterk genoeg maken om bomen om te knagen. Loop je langs de Lollebeek tussen de Kreuzelweg en de Diepeling in Castenray, dan zie je op een gegeven moment tal van afgeknaagde boompjes liggen. Overal liggen houtsnippers en staan afgeknaagde stompen van bomen. De boompjes heeft de bever nodig om in de beek een dam te bouwen, zodat de waterstand in de beek stijgt. De Lollebeek staat stroomopwaarts van de dam momenteel dermate hoog, dat op een enkele plek het wandelpad langs de beek onder water staat. Bevers hebben de hoge waterstand nodig, omdat ze de ingang van hun burcht of nestgang onder water willen hebben, zodat roofdieren er niet bij kunnen. Ze bouwen een burcht die boven water komt te liggen.

Deze burcht bestaat uit een holle berg van takken die soms wel twee meter hoog is. In de burcht heeft de bever een natte ruimte, waar hij zijn vacht uitschudt en een droge ruimte, die bekleed is met houtsnippers. Dat is de ruimte waar het nest zich bevindt en waar de jongen in de maand juni geboren worden. Meestal zijn dat twee of drie jongen, maar er zijn ook weleens uitschieters tot vijf of zes jongen. De jongen kunnen bij de geboorte, net als bij haasjes, meteen zien en ze hebben al een vacht. Na een paar dagen verkennen ze de gangen in de burcht en daar waar die onder water liggen, leren ze zwemmen. Na twee tot drie jaar verlaten ze de burcht en gaan ze op zoek naar een eigen leefgebied. Zo’n leefgebied wordt afgebakend met geursporen van een vloeistof uit de anaalklieren, het bevergeil. Andere bevers ruiken daaraan onder meer hoe oud de bever is en of het een mannetje of vrouwtje is.

Hoeveel bevers er bij de Lollebeek voorkomen, is niet bekend. Meestal leven ze in een familiegroep die bestaat uit het ouderpaar en de jongen van de laatste twee jaar. Omdat de Lollebeek ter hoogte van de Diepeling uitmondt in de Groote Molenbeek, komen bevers vanuit die beek ook in de Lollebeek. Je krijgt ze niet gemakkelijk te zien, ook al zijn het eigenlijk dagdieren.

Langs de Lollebeek wordt veel gewandeld en wanneer bevers regelmatig gestoord worden, zijn ze ‘s nachts actief. Dan gaan ze op zoek naar voedsel, dat ‘s zomers bestaat uit kruidachtige planten, bloemen en wortels van waterplanten. Daarnaast eten bevers ook takken, bladeren en wortels van bomen en struiken. Dat is vooral zijn winterkostje. Hij is wild op de wilgen die massaal langs de Lollebeek groeien. Met zijn vlijmscherpe tanden knaagt hij de schors van de stam. Van al dat geknaag slijten uiteraard de tanden en daarom groeien ze steeds door.

De meeste knaagdieren houden een winterslaap, maar de bever niet. In de herfst legt hij een wintervoorraad voedsel aan van takken en stammen van boompjes, die hij onder water verankerd bij de ingang van de burcht. Soms bouwen de bevers een nest in een ondergronds hol. De toegang naar het nest ligt ook dan onder water, waarvan het peil door de dam geregeld wordt, zodat het nest droog blijft. Is er gevaar, dan slaat de bever als waarschuwing met zijn platte staart op het wateroppervlak.

Bevers zijn prima zwemmers. Tussen hun tenen van de achterpoten zitten zwemvliezen en de oren en neusgaten worden tijdens het zwemmen afgesloten. Ze kunnen wel een kwartier onder water blijven, al duurt een duik meestal maar vijf tot zes minuten.

De dam in de Lollebeek is gemaakt van veel waterplanten, modder die met de staart geplet wordt en natuurlijk takken en stammetjes. Een stukje verder stroomafwaarts lijkt de bever begonnen te zijn aan een nieuwe dam. Blijkbaar voelt hij zich in de Lollebeek in zijn element.

Op dit moment wordt het gedeelte Lollebeek aan de westkant van de A73 opnieuw ingericht. Het werk is daar al een heel eind gevorderd en de beek meandert langs de west- en zuidkant van de Castenrayse Vennen. De vraag is hoe lang het duurt, voordat de bever ook dat gedeelte van de Lollebeek ontdekt heeft. In het verleden werd om zijn vacht veel jacht op hem gemaakt, maar tegenwoordig wordt de bever op steeds meer plaatsen gesignaleerd, ook in onze contreien.

Uit de krant