Martin Houben bij Ysselsteynseweg 25, waar de uitbreiding van Houbensteyn staat gepland.
Martin Houben bij Ysselsteynseweg 25, waar de uitbreiding van Houbensteyn staat gepland. Foto: Rikus ten Brucke

Martin Houben is geen koele kikker

Algemeen

De gemeente Venray is met zo’n 630.000 varkens het epicentrum van de Nederlandse varkenshouderij. Martin Houben zit met zijn bedrijf, met het hoofdkantoor in Ysselsteyn, in de kern van dat episch middelpunt. En mag zich met Houbensteyn een begrip noemen binnen die wereld. Hij runt zijn familiebedrijf met 45 werknemers en 70.000 varkens zo duurzaam mogelijk, serveert in zijn stallen vooral restproducten uit de voedselindustrie en produceert biogas, ofwel groene stroom. Houben wil zijn bedrijf verder ontwikkelen. Dat is tegenwoordig geen sinecure.

De 58-jarige Houben heeft allesbehalve de uitstraling van een ondernemer die over lijken gaat, zo iemand die zich niets aantrekt van de omgeving en met oogkleppen Houbensteyn leidt. In deze periode van veranderingen, van crisis, van tijden waarin de boeren, en dan speciaal de veehouderijen, onder een vergrootglas liggen, van een onzekere toekomst, grijpt Houben juist kansen aan om stappen te maken. Zoals de verplaatsingen van het mengvoederbedrijf en het hoofdkantoor aan de rand van Ysselsteyn, waar enkele stallen achterblijven. Kantoor en voerfabriek komen twee kilometer verderop te staan richting Heide, op een plek waar de bestaande mestverwerkingsinstallatie ruim twee keer zo groot wordt. Met de open ruimte die in Ysselsteyn achterblijft, gebeurt voorlopig niets, zegt Houben. “Misschien dat daar ooit woningen mogelijk zijn. Het gebied ligt tegen de dorpsrand aan. Dat zou goed zijn voor Ysselsteyn, maar zover is het nog zeker niet. Zolang daar stallen staan, kan daar sowieso niet worden gebouwd.”

Ontwikkelen om te kunnen overleven, is het parool van Houben, die als varkensboer in de sporen trad van zijn vader Jan Houben die het bedrijf zestig jaar terug stichtte. En Jan stroopte de mouwen op. Hij durfde het zelfs aan in 1988 een slachterij te beginnen in Ysselsteyn. Van zaadje tot karbonaadje luidde de pakkende slogan, een stap ook die opzien baarde binnen de veehouderij. De ultieme vorm van een gesloten bedrijf. “We dachten het rond te hebben, maar het werd een nachtmerrie”, stelt Martin Houben zonder doekjes eromheen te winden. “Het kwam erop neer dat de boerenwereld een heel andere is dan die van de slagers.

Het bedrijf bleek te klein voor een eigen slachterij. Misschien hadden we er een niche-product van kunnen maken. Maar dat is achteraf, in 2003 stopten we ermee.” De zoon van de oprichter van Houbensteyn zat niet bij de pakken neer, verdiepte zich in het kringloopdenken. “In 2006 begonnen we hier met een biogasinstallatie en ik was daar direct van gecharmeerd. De stallen worden verwarmd met de warmte die bij het proces vrijkomt en we produceren stroom, een hoeveelheid vergelijkbaar met het energieverbruik van 3000 huishoudens. Bij de mest in de biogasinstallatie voegen we restproducten uit de voedselindustrie die niet meer geschikt zijn voor mensen en ook niet voor varkens. Voeg je dat niet toe, dan is het vergistingsproces 75 procent minder effectief. We produceren zeven keer zoveel stroom als we zelf nodig hebben. Inderdaad is hier subsidie voor nodig om het rendabel te maken. Maar als je van de fossiele brandstoffen af wil, kost dat geld. Wind- en zonneparken kunnen ook niet zonder subsidies.”

Houben bepaalt zelf wat zijn varkens op hun bordje krijgen. Hij stelt de menu’s samen, zijn medewerkers zijn de koks die de beesten het voer serveren. De Houbesteyn-varkens groeien van biergist, aardappelschillen, friet, sojamelk van Fristi, tarwegist, zuivelresten van Campina, tarwe-spaghetti, koekjes, gebak- en snoepresten, broodmelanges en ga zo maar door. “Allemaal restproducten die de mens niet meer gebruikt, maar erg geschikt zijn voor varkens”, zegt Houben. “Die varkens eten alles. Het menu wordt nog aangevuld met graanproducten. We maken nieuw voedsel van restjes. We gebruiken ook soja, maar dat is minimaal. Daarvan eten de varkens alleen de eiwitten. Verhoudingsgewijs eet een veganist meer soja dan een varken.”


Terug naar zijn uitbreidingsplannen in Heide. Hij ligt er weleens wakker van. Zijn blik wordt serieuzer. “Ik ben geen koele kikker. De verkeersveiligheid en het gezondheidsaspect moeten 100 procent in orde zijn. Mensen maken zich zorgen. Is voorstelbaar. Ik heb al met velen de plannen gedeeld. Dat heeft er onder meer toe geleid dat de nieuwe biosgasinstallatie geen 100.000 ton mest per jaar gaat verwerken, maar 75.000 ton. Er komt ook een geluidswal en veel begroeiing zodat de gebouwen minder zichtbaar zijn. Maar begrijp me goed, het belangrijkste bij biogas is het management dat moet weten wat wel en niet kan met het bijvoegen van coproducten. De omgeving moet en mag er geen extra overlast van hebben. Ook niet van het verkeer dat gaat toenemen. Met hoeveel? Is nog niet te zeggen, dat wordt nu allemaal uitgezocht. Een belangrijk deel van de oplossing is dat er een goede ontsluiting moet komen naar de provinciale wegen. Daar zijn mogelijkheden voor. De gemeente onderzoekt het en is coöperatief. Wie dat moet betalen? Als de gemeente de vergunningen verleent. dient de infrastructuur ook goed te zijn.”

Houben pauzeert een moment. “En ja, er zullen altijd mensen zorgen hebben over de gezondheid. Dat is een aandachtspunt. Medewerkers en ons kantoorpersoneel werken in de nieuwe situatie vlak bij de biovergister. Je denkt toch niet dat dat zou gebeuren als daardoor hun gezondheid in gevaar zou komen?”

Op een industrieterrein kan Houbensteyn 2.0 niet terecht. “Zeker niet in de gemeente Venray, zegt de geboren Ysselsteyner. “Die liggen allemaal te dicht bij de bewoonde wereld. Biogas is een primair productieproces waarbij altijd landelijke geuren vrij zullen komen. Of de aanleg van een agrarisch industriegebied misschien een optie is?” Houben aarzelt geen moment. “Dat is een gepasseerd station, denk ik. Dat gaat nu nooit meer lukken. Maar besef ook dat goede mestverwerking nodig blijft en in de toekomst zelfs flink meer wordt. We willen hier namelijk minder kunstmest en Duitsland heeft het digistaat (restproduct na vergisting, red.) heel graag.”

Voor Houben is het adres Ysselsteynseweg 25, dat op bijna twee kilometer afstand ligt van de kernen Ysselsteyn en Heide, verreweg de beste optie. Houben: “Er liggen zo’n 25 woningen binnen een straat van een kilometer, de dichtsbijzijnde op 350 meter. De dorpsraad van Ysselsteyn heeft er geen problemen mee. In Heide zijn er wel zorgen. Vooral de verkeersveiligheid is een punt. De omgeving kijkt er kritisch naar. Er zijn zo’n twintig zienswijzen tegen de plannen binnengekomen. Ik besef dat ik onrust creëer, ben daarmee echt begaan. Het kost me veel energie, want het moet goed geregeld zijn. Ook met het oog op de toekomst. Want de derde generatie staat klaar om het bedrijf over te nemen.”

Uit de krant