Foto: Werkgroep Oude Foto
Foto: Werkgroep Oude Foto Foto: Werkgroep Oude Foto

De Oirlose molen

Oirlo | De streek ten zuidoosten van Venray, waar de kerkdorpen Oirlo en Klein-Oirlo liggen, is groots en weids. Het was in het midden van de 19e eeuw een dun bevolkt gebied en de grond was schraal. G.M. Poell vermeldt in 1851 dat Oirlo 73 woningen telde en Castenray, een nabij gelegen dorp, 31.


Het geringe aantal bewoners en de verspreid liggende dorpen en buurtschappen waren blijkbaar toch voldoende om de bouw van een windmolen rendabel te maken. Het was de olieslager van de Meerlose watermolen op Elshout, Gerard Aerts, die in 1817 aan het provinciaal bestuur van Limburg toestemming vroeg voor de bouw van een windmolen op het Klein Oirloscheveld.

In 1819 was de molen gereed. Het was een grondzeiler met twee koppels stenen; een koppel was bestemd voor het malen van boekweit, het andere voor rogge, aldus een classificatietafel van eigenaren uit 1822. Later zou nog een derde koppel worden gelegd. Een hogere molen bouwen was niet nodig, want het uitgestrekte vlakke land bood voldoende windvang. Rogge en boekweit groeiden redelijk op de schrale grond. Roggebrood, boekweitpannenkoeken met spek en aardappelen waren destijds de voornaamste levensmiddelen van de plattelandsbevolking. Toen de molen klaar was verpachtte Gerard Aerts hem aanvankelijk. Later betrok hij de molen zelf om vervolgens in Swolgen een andere windmolen te laten bouwen.

Dit gebeurde na 1830 voor dat jaar bleef hij olieslager op Elshout. In die tijd werd ook een huis voor de molenaar in Oirlo gebouwd en een bakkerij aan het maalbedrijf toegevoegd. Bij deling van de nalatenschap van Gerard Aerts in 1851 kreeg Hendrik Aerts de molen met alles wat ertoe behoorde. Hij werkte aanvankelijk op de genoemde molen van Meerlo en vestigde zich later op de windmolen van Swolgen. In 1878 verkocht hij de molen van Oirlo met huis, stal en andere aanhorigheden aan Jan van den Bergh, wiens vader pachter van de molen was. Negen jaar later verkocht Van den Bergh de windmolen met huis aan Engelbert Hendriks te Venray. Deze was een zoon van Johannes Hendriks, die in Venray een graan- en zaadhandel en een mandenmakerij exploiteerde. 

Vanwege dit laatste bedrijf kreeg hij de bijnaam 'de korver' een volksnaam waarmee toen en ook nadien de leden van de familie Hendriks werden aangeduid. Engelberts echtgenote Anna Maria Michels afkomstig uit Venray, stierf reeds in 1902, drie minderjarige kinderen Johannes Hubertus, Wilhelmus Hubertus (Wim) en Anna Gertruda achterlatend. Samen werden de kinderen toen voor de helft mede-eigenaar van de bezittingen in Oirlo bestaande onder andere uit een windmolen, huis, tuin, schuur, alsmede een boterfabriek. Engelbert Hendriks hertrouwde in 1903 met de pastoorsmeid Sophia Maria Verplak. In hetzelfde jaar verkocht hij de molen met alles wat er toebehoorde aan Jan of Peter Jan Joosten afkomstig uit Horst, gehuwd met Gertruda Hoeymakers en vertrok naar Boxmeer. Hij begon daar een handel in graan, zaad en aardappelen. Omstreeks 1930 stichtte de jongste zoon Wim in Boxmeer een veevoederfabriek naast de gevestigde handel in graan, zaden, kunstmest en brandstoffen. 

Deze fabriek zou met de nevenbedrijven na de Tweede Wereldoorlog uitgroeien tot een van de grootste veevoederfabrieken in Nederland. Tot in de jaren dertig werd de naam Hendriks gevoerd, daarna werd deze gewijzigd in Hendrix. Jan Joosten had in Oirlo een goed gemaal en het bedrijf groeide gestaag. Hij bouwde een pakhuis en plaatste daarin een enkele houten maalstoel en een zuiggasmotor. Bovendien liet hij in de boterfabriek verbeteringen aanbrengen waarbij mogelijk de handbediende centrifuges werden gekoppeld aan een motortransmissie. Ook in 1916 en 1917 volgden bijbouwen, die verder niet omschreven zijn. In 1921 verkocht Joosten zijn bezittingen aan Johannes Wilhelmus Michels afkomstig uit Merselo gehuwd met Wilhelmina van Osch. Wim was een zoon van Frans Michels, eigenaar van de molen Nooit Gedacht in Merselo.

In 1923 werd de zuiggasmotor vervangen door een gloeikop-ruwoliemotor van 20 PK. In de jaren dertig werd een van de drie koppelstenen in de molen verwijderd om plaats te maken voor een mengketel. Van die tijd af werd er gemalen met een koppel 17-er kunststenen en een koppel 17-er blauwe Duitse stenen. Enige tijd later nam Michels nog een motormaalderij in Castenray over. Ook hij toonde belangstelling voor stroomlijnwieken, na de resultaten bij de molen van Van Aarssen (Lull) gezien te hebben. Molenmaker Martin Wijnhoven uit Venray bracht een kopie daarvan op de molen aan. In november 1944 hadden nagenoeg alle inwoners van Oirlo en de omliggende dorpen hun huis en haard moeten verlaten. Nadat Duitse soldaten wekenlang de molen als uitkijkpost hadden gebruikt, werd hij tenslotte op 22 november 1944 opgeblazen door de Duitse troepen. De volgende dag verlieten de bezetters het gebied. De molen was dermate beschadigd dat hij niet meer werd opgebouwd. Omstreeks 1950 werden de maalderijen van Oirlo en Castenray samengevoegd. De ruwoliemotor werd vervangen door een elektromotor. In 1954 bouwde de firma Michels in Oirlo een kleine veevoederfabriek, geïnstalleerd door de firma Van Aarsen uit Panheel met een hamermolen en drie mengketels. Deze fabriek is tot de jaren negentig van de 20e eeuw in bedrijf geweest.

Bron: Gemeentearchief Venray, collectie Harrie Coopmans/Jan van der Putten. Kijk ook eens op www.rooynet.nl. Daar vindt u tal van oude foto's, films, documenten en geluidsfragmenten. Ook kunt u daar oude jaargangen van Peel en Maas, weekbladen van de kerkdorpen en het Genealogisch Archief van de Gemeente Venray inzien. Werkgroep Oude Foto.