Rapport Berenschot gronddeal Jan Loonen

'Conclusies poeslief, schadelijk voor reputatie bureaus'

VENRAY/NIJMEGEN | "De conclusies zijn poeslief en het onderzoek levert niet de informatie op die het had kunnen opleveren, als de vraagstelling breder was geweest." Dat zijn enkele opmerkingen van Michiel de Vries, hoogleraar Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Op verzoek van Peel en Maas bestudeerde hij het rapport van Berenschot aangaande het integriteitsonderzoek naar de rol van wethouder Jan Loonen bij een gronddeal met het waterschap. 


Door Henk Baltussen


"Onderzoekers mochten geen inhoudelijk oordeel geven over de deal en hebben zo geen antwoord kunnen geven op cruciale vragen waarom de heer Loonen niet als overtreder voor zijn overtredingen is aangemerkt", stelt De Vries. Hij gaf al eerder aan het onderzoek van het waterschap naar de gronddeal (uitgevoerd door Hoffmann Recherche) onder maat te vinden. In dat rapport vond hij geen conclusies terug. De Vries: "Het lijkt erop dat Hoffmann en Berenschot zich hebben laten ringeloren door hun opdrachtgevers, respectievelijk Waterschap Limburg en de gemeente Venray. Doordat Berenschot zich uitsluitend op wethouder Loonen mocht richten en Hoffmann zich alleen mocht richten op Ger Driessen (voormalig dijkgraaf van Waterschap Peel en Maasvallei die met Loonen de deal sloot, red.), kon geen informatie worden vergaard over mogelijke belangenverstrengeling van beiden. Bovendien las ik andere onderzoeken van beide bureaus waarin op basis van veel minder ernstige feiten veel hardere conclusies over de integriteit van bestuurders worden getrokken."


Kunt u voorbeelden geven over de vraagstellingen die te smal zouden zijn waardoor cruciale vragen onbeantwoord blijven? 

"Het gaat bijvoorbeeld over de vraag wat de feitelijke rol was van Loonen in het onderhandelingsproces. Hoe het kon dat langdurig overleg tussen hem en ambtenaren van het waterschap geen resultaat opleverde, terwijl dat met Driessen schijnbaar in drie gesprekken wel kon. Op die manier kon Loonen tot een voor hem zeer voordelige deal komen. Het feitenrelaas in het rapport van Berenschot is nietszeggend over die onderhandelingen. Dat geldt ook voor de relaties die bestaan tussen niet alleen Loonen en Driessen, maar ook tussen Loonen en de huidige bestuurders van het waterschap. De conclusies van Berenschot over de deal zijn geheel tegengesteld aan de bevindingen zoals te lezen in het rapport van Hoffmann, waarop ik al eerder commentaar leverde. Daarin werden allerlei afwijzingen van de ‘informele’ regels geconstateerd. Het bevreemdt dat niet de vraag wordt gesteld waarom daar zo verschillend over wordt geoordeeld."


"Uiteraard kan een onderzoeksbureau stellen dat het wordt ingehuurd om de door de opdrachtgever gestelde vragen te beantwoorden. Als dat ten koste gaat van waarheidsvinding, dan gaat dit ook ten koste van de reputatie van het onderzoeksbureau en van integriteitsonderzoek in het algemeen. Beide bureaus hadden met het oog op de opgelegde beperkingen beter kunnen zeggen 'op deze wijze en met deze beperkingen zien wij er vanaf'."


Agrariërs in het Loobeekdal die de deal afkeuren en van wie sommigen zeggen dat alles moet worden teruggedraaid om het spel vervolgens eerlijk te kunnen spelen, komen ook aan bod in het rapport. Worden ze gehoord?


De Vries: "Het is opvallend dat Berenschot aan deze kritiek van betrokkenen verder geen aandacht besteedt in het rapport. Ook nergens blijkt iets van een reactie van de wethouder hierop. Het had voor de hand gelegen ook deze opvattingen in de conclusies mee te wegen." Ook is De Vries kritisch over de weergave van de drie gesprekken die Loonen eind 2016 had met Driessen om de gronddeal op tijd (voordat de twee Limburgse waterschappen op 1 januari 2017 fuseerden tot Waterschap Limburg, red.) voor elkaar te krijgen.

De Vries: "Wat over de gesprekken in het rapport wordt gezegd, is wel heel mager. Het gaat met name over de hoeveelheid gesprekken en of de heer Loonen daarbij aanwezig was. Zelfs dat blijft discutabel. Hoe kan het dat de heer Loonen bij het eerste gesprek niet aanwezig is en bij het tweede gesprek 'ook' aanwezig is, zoals in het rapport staat te lezen?  Dit komt inconsequent over. Dat is ook het geval met de regel in het rapport waarin wordt gesteld dat de heer Loonen de onderhandelingen aan anderen overliet. Terwijl in de conclusies staat vermeld dat de deal simpelweg mede een gevolg is van zijn goede onderhandelen."


Hoe beoordeelt u in het onderzoeksrapport de bevindingen van Berenschot over de gronddeal, daar waar het uiteindelijk allemaal om draait?

De Vries: "Het is stuitend dat hier wordt gesteld dat de deal tussen de heer Loonen en het waterschap hier wordt benoemd als een deal van het waterschap en dat daarom daarover geen oordeel hoeft te worden gegeven. Maar ondertussen geeft Berenschot dat oordeel wel op basis van zijn eigen ‘expert’. 


Wat valt het waterschap te verwijten in deze kwestie? Wat zegt Berenschot? 

De Vries: "De kritiek op het gedrag van het waterschap is terecht. Eerst zegt het tegen de onderzoekers van Hoffmann dat de positie van de wethouder niet in zijn onderzoek mag worden meegenomen. Want de gemeente doet daar via Berenschot al onderzoek naar. Als Berenschot dan onderzoek doet, treft het bureau ambtenaren van het waterschap die niet mee willen werken. En er zijn ook verslagen waarin cruciale informatie is weggelakt. Alleen de secretaris-bestuurder van het waterschap gaf door hem goedgekeurde antwoorden op schriftelijke vragen van Berenschot. Eventuele CDA-netwerken en belangenverstrengelingen kunnen zo niet aan het licht komen. Er is geen sprake meer van zelfs maar een poging tot waarheidsvinding. Het al eerdergenoemde ontbreken van een concluderend hoofdstuk met een duiding van de bevindingen in het Hoffmann-rapport spreekt wat dit betreft ook boekdelen."