De taal, … zij gaat haars weegs...

Venray | ‘Nu – meer dan ooit – hebben we behoefte aan een nieuw vocabulaire om de veranderende werkelijkheid te beschrijven. We zijn immers in transitie’, schrijft Janice Deul, fashion-activist, plaatsvervangend voor schrijfster Saskia Noort, in de column van De Limburger. Fashion-activist zal al zo’n woord uit dat ‘nieuwe vocabulaire’ zijn? Als fashion-activist streeft Janice naar meer ‘diversiteit en inclusiviteit in de mode’?


Voor ik verderga, wil ik Janice toch eerst even het verschil tussen een straattaalwoord en een leenwoord uitleggen. Janice schrijft: … woorden, die uit het Turks, Marokkaans of Surinaams in het Nederlands worden overgenomen worden doorgaans onder de noemer straattaal geschaard. Een term die nooit wordt gebruikt wanneer het bijvoorbeeld Britse leenwoorden betreft?Janice, zoals elke taal maakt het Nederlands gebruik van ‘leenwoorden’ om iets te benoemen, waarvoor het zelf (nog) geen woord heeft. Gemak dient immers de mens én de taal! Wanneer we weten, wat er met een (leen)woord bedoeld wordt en wanneer we dat woord gaan gebruiken, dan wordt dat leenwoord, in zijn oorspronkelijke vorm of in een vernederlandste vorm, een blijvertje. Een straattaalwoord daarentegen is zelden tot nooit, althans in eerste instantie, bedoeld om door iedereen gebruikt te worden, laat staan begrepen te worden. Straattaal is doorgaans een door een kleine, ‘exclusieve’ groep gebezigde taal.
Ook dit. Janice en ik gebruiken beiden het woord ‘we’, maar bedoelen we daarmee ook hetzelfde? Naar mijn overtuiging en beleving zijn de Nederlandse Taal en ‘we’ totaal identiek. Tot ‘we’ behoort iedereen, die zich in zijn dagelijkse leven bedient van de Nederlandse Taal. Van de kleinste dreumes, die alleen nog maar ‘mama’ zegt, tot de grootste taalkundige, dichter of woordkunstenaar. Voor de Nederlandse Taal is iedereen gelijk en ze is er voor iedereen! Ik kan me op grond van wat Janice Deul schrijft, niet aan de indruk onttrekken, dat het ‘we’ van haar iets anders betekent dan mijn ‘we’. Haar ‘we’ heeft iets weg van een pluralis majestatis? Of wellicht van een ‘we’ in: We praten (alleen / wel ) voor onszelf? Maar, volledig terecht zegt Janice, dat de Nederlandse Taal van oudsher verrijkt is met woorden uit tal van andere talen: En dat is goed. Dat is nu eenmaal de orde der dingen. Verandering is een wezenskenmerk van elke levende taal. Ik durf te stellen van een ‘levend organisme’. Maar, waarom wil Janice dan de Nederlandse Taal zo nodig veranderen? Een taal, ook de Nederlandse, kan dat heel goed zelf en alleen, dat veranderen. Daar heeft zij Janice niet voor nodig. Een taal redt zich heel goed zélf bij het zich aanpassen aan de ‘veranderde werkelijkheid’. De Nederlandse Taal zélf behoort immers eveneens tot die veranderende werkelijkheid. Wanneer een woord, om welke reden ook, niet meer kan, mag of hoeft, dan bergt de Nederlandse Taal dat woord, als zoveel woorden eerder, netjes voor ons op in het grote Historisch Woordenboek, (voor later) en, komt er, als dat nodig is, een mooi nieuw woord voor in de plaats. Zo ging dat. Zo gaat dat. Zo zal dat gaan. Lees maar eens teksten vanaf de middeleeuwen tot heden, dan zie je hoe taal in z’n werk gaat.
Ten slotte, ik hoop, dat Janice Deul niet denkt, dat de Nederlandse Taal zo iets als mode is. Mode kun je naar eigen inzicht en believen, te pas en te onpas veranderen, aanpassen. De Nederlandse taal niet. Die verandert zichzelf. We, de Nederlandse Taal moeten er dus voor zorgen niet ten prooi te vallen aan de modegrillen of -hypes van een enkeling of enkelen. Nogmaals, de Nederlandse Taal wéét wat ze moet doen. Wat er van haar verwacht en verlangd wordt. Die hoef en kun je niet wijzer te maken, die is gewetensvol, nauwgezet en rechtvaardig en dan komt dat ‘nieuwe vocabulaire’ er vanzelf.

Jan Thijssen (bestuurslid Literair Café Venray)