Lien Weijs-Manders (onderste rij tweede van rechts) vertelt honderduit over haar ervaringen in Maashees tijdens de oorlog.
Lien Weijs-Manders (onderste rij tweede van rechts) vertelt honderduit over haar ervaringen in Maashees tijdens de oorlog. Foto: oude schoenendoos

Stiekem schuifelen in de stal

Maashees | 'Ik heb stiekem met je gedanst. Ik hoop dat je het leuk vond.' Het is een passage uit Stiekem gedanst, een hit van Toontje Lager uit 1983. Het nummer had zomaar van toepassing kunnen zijn op dansgroep Clandestiene uit Maashees. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het gezelschap bijna iedere zondagmiddag 'stiekem' samen in een boerenschuur in Maashees om te dansen. Lien Weijs-Manders (95) was een van die dansers. "Het was eigenlijk best een leuke tijd. Het klinkt gek want het was oorlog, maar we hadden echt wel plezier samen."

Door Willem Menting

Weijs-Manders praat honderduit over de dansmiddagen. Vrij te bezoeken waren ze niet, het was immers verboden om plezier te maken. Er werd gedanst in de boerenschuur van Toon Litjens. "De deuren en ramen gingen altijd dicht. We hadden iemand uit Nijmegen met een accordeon. Deze muzikant was er overigens niet altijd, de treinen reden vrij onregelmatig en dat leverde voor hem soms problemen op. We dansten ook weleens zonder muziek, maar dat was aanzienlijk minder leuk." Dieren stonden er niet in de stal, maar er werd wel geschuifeld tussen het hooi. "We hadden echt wel een dansvloer en we hadden nog een aparte ruimte waar gekust kon worden. Dat hoorde er natuurlijk ook bij", zegt ze met een glimlach. "We waren wel allemaal voor het donker thuis, hoor. Het was onbespreekbaar om later thuis te komen."

Helemaal geheim waren de dansmiddagen overigens niet. Volgens Weijs-Manders wist iedereen in Maashees het, belangrijk was dat de Duitse bezetter geen weet had van de gezellige middagen in de boerenschuur. "Politieagent Schrader deed een oogje dicht. Hij wist goed dat wij op zondagmiddag dansten in die schuur. Ook de gemeente wist het, maar daar werd niks over gezegd tegen de Duitsers." Als Weijs-Manders naar de foto kijkt, verschijnt er een glimlach op haar gezicht. "Ze herkent haar zondagse kleding met schoudervulling in haar nette blouse. Speciale foto de foto, hoor, normaal hadden we andere kleding aan. We mochten heus niet iedere week dansen in onze nette kleding."

Tijdens de evacuatie leert Lien haar man kennen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Weijs-Manders al haar eigen kapsalon. Ze stond al bekend als dochter van de kapper, maar werd zelf dus ook kapper. "Een permanent kostte in die tijd 2,50 gulden. Dat is nu natuurlijk wel anders, maar de tijden zijn ook echt niet te vergelijken." Weijs-Manders groeide op in Maashees en trok tijdens de evacuatie naar Oirlo. "We hebben op twee verschillende plekken onderdak gekregen. Na de oorlog gingen we terug naar Maashees en ik belandde uiteindelijk in 1951 in Wanssum." In Wanssum woont ze nog altijd op zichzelf. "Dat gaat eigenlijk hartstikke goed. Ik merk natuurlijk wel dat ik ouder word, maar ik klaag niet. Er wordt goed voor me gezorgd. Ik lees nog veel kranten en ook het nieuws hou ik goed bij. Onder meer de politie in de Verenigde Staten trekt mij. Ik wil graag op de hoogte blijven van de laatste roddels." Tijdens de evacuatie leert Lien haar man Jär Weijs kennen. "Ik weet niet of ik dat moet vertellen, maar na de oorlog zei mijn man altijd: 'Ik ben een oorlogsslachtoffer.' Nee, zonder gekheid. We hebben samen echt hele mooie jaren gehad."

Als ze na de bevrijding terugkomt in Maashees is bijna het volledige dorp weggevaagd. Ook haar ouderlijk huis heeft flink geleden onder de hevige gevechten. "Ik weet niet meer precies hoe ons huis uit de oorlog is gekomen, maar in mijn beleving zaten er nog wel deuren in de woning. De ramen waren gesneuveld en veel gebouwen in Maashees zijn verdwenen." Onder meer de kerk moest weer volledig opnieuw worden opgebouwd. Lien trouwde met Jär dan ook gedwongen op de zolder van de kerk. Ook toen haar broer veel te vroeg overleed, werd de afscheidsdienst gehouden op de kerkzolder. "Dat weet ik nog heel goed. Mijn broer bleef achter op de begane grond en de dienst werd voortgezet op de zolder. Dat was een erg vreemde gewaarwording."

Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef Weijs-Manders dansen. Net als voor de oorlog werden de vrouwen ten dans gevraagd. "Als de mannen niet interessant genoeg waren, deden we altijd net of we hard aan het praten waren. Dan hoefden we in ieder geval niet te dansen met een man die we niet leuk vonden."

Veel leden van het stiekeme dansgezelschap zijn inmiddels overleden. Weijs-Manders vraagt zich af of er nog leden van het gezelschap in leven zijn. Zij, of familie, kunnen contact opnemen via redactie@peelenmaasvenray.nl.