Moskee

Een beetje ongemakkelijk voelde ik me wel, toen ik zaterdag naar de open dag van de Turkse moskee aan de Eindstraat fietste. Wandelend over het Goumansplein werd mijn aandacht getrokken door geschreeuw van kinderen en een luchtkussen. Ik erheen.

Maar hoe dichterbij ik kom, hoe onzekerder ik word. Wat heb ik met Turkse moskeeën? En had ik me nog blanker kunnen kleden dan in een Adidas-vest met capuchon? Ach, wat een onzin, denk ik erachteraan. Het is geen 2005 meer. 'Massale vechtpartij na ingooien ruit moskee' kopte de NRC. Bovendien waren dat lui met Lonsdale-capuchons. Groot verschil.

De rolverdeling is helder. Kinderen vermaken zich op het luchtkussen, oudere vrouwen zitten binnen, buiten zitten tientallen mannen aan lange tafels of verkopen koffie, thee en shoarma en jongere vrouwen verkopen zelfgemaakte deegproducten.

Ik koop twee broodjes en thee. Maar nu? Zal ik een willekeurige Turkse man joviaal op de schouders slaan en dan aanschuiven maar? Mwah, niet mijn stijl. En werkt vermoedelijk averechts. Godzijdank (of eigenlijk Allah zij dank) zie ik een man zitten wiens zoon in hetzelfde team voetbalt als een van mijn zoons.

Ik loop naar hem toe. Hij schudt me de hand. Als ik tegenover hem wil gaan zitten, steekt de man die naast hem zit – een zestiger met pet, zoals er hier veel zitten – ook zijn hand uit. Hij lacht me toe. De vijf of zes andere mannen aan tafel volgen het voorbeeld. Handenschuddend verdwijnt mijn ongemak.