De sculptuur De schaatsenrijder in Castenray.
De sculptuur De schaatsenrijder in Castenray. Foto: Jan Derkx/Pie Noten

Komt er nog winter?

Castenray | Januari en februari zijn echte wintermaanden, al heeft het begrip 'echte winter' de afgelopen decennia flink aan kracht ingeboet. Tot en met komende zondag kunnen schaatsliefhebbers nog genieten op de kunstijsbaan op het Schouwburgplein. En de kans dat er daarna op natuurijs geschaatst kan worden is al enkele jaren erg klein. En is het dan een keer zover, dan is het over het algemeen slechts van korte duur.

Door Jan Strijbos

Hoe anders was het in onze beleving vroeger. In Castenray staat aan de Rietweg bij de toegangsweg naar het staatsnatuurreservaat De Castenrayse Vennen een door Twan van Rens uit Venray gemaakte metalen sculptuur van een schaatsenrijder. Het beeldje staat symbool voor de schaatsperiode in 't Câssels Broek, zoals het natuurgebied in Castenray genoemd werd. Daar lag een groot viswater met in het midden een eilandje en er werden rond 1932 drie schaatsbanen van elk bijna honderd meter lengte aangelegd. Werkend vanuit een roeibootje moest een deel van de vennen handmatig uitgebaggerd en van riet ontdaan worden. Het was een geweldig zware klus. De bagger en het riet werden links en rechts op een hoop gegooid, waardoor er over de gehele lengte van de banen langgerekte kunstmatige eilandjes ontstonden.

En dan kwam de winter en zette de vorst geleidelijk in. Het duurde altijd enkele dagen, voordat het ijs dik genoeg was om het gewicht van de gretige schaatsliefhebbers te dragen. Steevast leverden de eerste winterse dagen een aantal natte broeken op van jongeren die wat al te overmoedig het ijs opgingen. Maar was het ijs eenmaal sterk genoeg, dan was er geen houden meer aan en beoefenden hele drommen opgeschoten jongeren met zelfgemaakte sticks en een blokje hout als puck de zo geliefde ijshockeysport.

Hele gezinnen kwamen naar het ijs en zo'n gezin bestond dikwijls uit de ouders en tien of meer kinderen. Voor elk van die kinderen een paar schaatsen kopen, was in die tijd veel te duur. Elk kind mocht tien minuten de schaatsen onder binden en vervolgens kwam de volgende aan de beurt. Voordat je goed en wel de Friese schaatsen onder had gebonden en de eerste schaatsbewegingen had kunnen maken, waren de tien minuten al bijna verstreken. De kinderen hadden ook geen geld om in het hutje op het eilandje een beker chocolademelk of een eierkoek te kopen. Met begerige blikken keken ze hoe de ouderen hun eierkoeken, makron, speculaas of 'knápkoek' aten.
Iedereen genoot met volle teugen van de ijspret. Dat was zeker het geval, wanneer er op school ijsvrij werd gegeven. Samen met de meester en de juf begaven de kinderen zich op het ijs. Sommigen hadden Friese schaatsen onder, maar de meesten vermaakten zich met baantje glijden op hun klompen of in de van de banen geschoven bergen sneeuw.

`s Zaterdags en `s zondags werd er de hele dag geschaatst. Op die drukke dagen kwamen de schaatsliefhebbers met honderden uit de hele omtrek naar Castenray. Onder de vele schaatsers bevonden zich ook paters Franciscanen uit Venray, die vaak met een speciale bus naar de ijsvlakte werden vervoerd en daar op blote voeten in de sandalen over het ijs zwierden. De jongens van het gymnasium in Venray en de meisjes van Jerusalem kwamen ook in Castenray schaatsen. Met een bus van garage Derksen, maar niet op dezelfde dag!

Als de dooi inzette, werd er toch zo lang mogelijk door geschaatst. Het ijs golfde op en neer, wanneer het druk was. Je hoorde dan ook telkens een vervaarlijk gekraak en er verschenen overal barsten in het ijs. Menigeen moest deze waaghalzerij met een natte broek bekopen.

Wanneer de avond inviel, toog de jeugd te voet huiswaarts, de aan elkaar gebonden schaatsen aan weerskanten over de schouder hangend. Nat en totaal verkleumd werden thuis de halfbevroren handen in lauw water gestopt. Voor de snorrende kachel kon men dan met tintelende vingers en tenen weer enigszins op verhaal komen. De metalen sculptuur aan de Rietweg doet met nostalgie terugdenken aan de echte winter.