Bestuur Jerusalem wijst nieuwe opzet kunstencentrum af

VENRAY | Het bestuur van kunstencentrum Jerusalem keurt de opzet van opvolger 'Cultura Venray' af. De gemeenteraad neemt hierover op 17 mei een besluit. De toekomst van het kunstencentrum nieuwe stijl blijkt op drijfzand gebouwd. Het is te eenzijdig gericht op een netwerkorganisatie, terwijl het uitvoerende deel totaal over het hoofd wordt gezien. Zo luidt de kritiek.

Door Henk Willemssen

Het raadsvoorstel is volgens het Jerusalem-bestuur dan ook zeer eenzijdig. Ook over de financiële consequenties voor de gemeente wordt te gemakkelijk heen gestapt. Door het beëindigen van de banden met het huidige kunstencentrum wordt in een klap alle opgebouwde kennis en infrastructuur weggegooid. Twee verkenners hebben vorige maand hun rapport aangeboden. Met het personele deel – de uitkomsten van de gesprekken met alle personeelsleden – is volgens het bestuur niets gedaan.

Kunstencentrum Jerusalem heeft tijdig en meerdere keren aan de bel getrokken. Bij zowel ambtenaren als wethouder Lucien Peeters (CDA). Jerusalem ziet voor zichzelf zeker een rol weggelegd in de nieuwe opzet. Als een kleine, platte organisatie met kennis op het gebied van kunsteducatie en amateurkunst. Het plan is aan de gemeente gepresenteerd maar er is wederom niets mee gedaan, concludeert het teleurgestelde bestuur. Om in het komende cursusjaar 2016/17 een compleet aanbod te behouden, is een uitvoerende basisorganisatie nodig. 'In de nota voor de gemeenteraad is hierover niets terug te vinden'.

Bestuur, medewerkers en de ondernemingsraad van Jerusalem hebben in de tussentijd niet stilgezeten. Zij hebben een model ontwikkeld voor de nieuwe organisatie. Daardoor is er continuïteit en blijft de klantenkring van 10.000 deelnemers verbonden aan het kunstencentrum. Er wordt zo ook perspectief geboden op werk aan een deel van de medewerkers. Cultura Venray krijgt daarnaast de kans om een goede start te maken en zich in de praktijk te bewijzen. Niet onbelangrijk is dat tijdrovende en dure juridische procedures zo worden voorkomen.

Uit het convenant tussen gemeente en Jerusalem blijkt dat de gemeente wel degelijk aansprakelijk is voor de rechtspositie van het personeel. Gezien de langdurige subsidierelatie en de verwevenheid met het gemeentelijke beleid. Het na een halfjaar beëindigen van de subsidie kan helemaal niet, meent het bestuur. De gemeente wil het aan de rechter overlaten en gaat 'voorzichtigheidshalve' uit van een aansprakelijkheid van 3,6 miljoen euro, de helft van de frictiekosten van 7,2 miljoen euro. Het bestuur wijst erop dat op grond van de cao de huidige medewerkers recht hebben op twee jaar doorbetaling van hun loon, plus het recht op WW met een aanvullende uitkering. Als de gemeenteraad het voorstel tot het weigeren van subsidie aanneemt, dan ziet Jerusalem geen andere weg dan met juridische middelen zijn rechten bij de gemeente af te dwingen.

Het bestuur hoopt daarom op korte termijn in gesprek te komen met de gemeente om knopen door te hakken.